Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: overtrekken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
overtrokken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik overtrek
jij overtrekt
hij overtrekt
wij overtrekken
jullie overtrekken
zij overtrekken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb overtrokken
jij hebt overtrokken
hij heeft overtrokken
wij hebben overtrokken
jullie hebben overtrokken
zij hebben overtrokken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik overtrok
jij overtrok
hij overtrok
wij overtrokken
jullie overtrokken
zij overtrokken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had overtrokken
jij had overtrokken
hij had overtrokken
wij hadden overtrokken
jullie hadden overtrokken
zij hadden overtrokken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal overtrekken
jij zult overtrekken
hij zal overtrekken
wij zullen overtrekken
jullie zullen overtrekken
zij zullen overtrekken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal overtrokken hebben
jij zult overtrokken hebben
hij zal overtrokken hebben
wij zullen overtrokken hebben
jullie zullen overtrokken hebben
zij zullen overtrokken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou overtrekken
jij zou overtrekken
hij zou overtrekken
wij zouden overtrekken
jullie zouden overtrekken
zij zouden overtrekken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou overtrokken hebben
jij zou overtrokken hebben
hij zou overtrokken hebben
wij zouden overtrokken hebben
jullie zouden overtrokken hebben
zij zouden overtrokken hebben

Gebiedende wijs
overtrek

Aanvoegende wijs
overtrekke

Voorbeelden

  1. overtrek/stall
    stall
  2. En de bank overtrekken?
    What about the couch covers?
  3. overtrekken van het blad
    blade stall
  4. Als het onder de 60 zou komen, zouden we gaan overtrekken.
    If it dropped below 60, we would have stalled.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden