Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: overtreffen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
overtroffen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik overtref
jij overtreft
hij overtreft
wij overtreffen
jullie overtreffen
zij overtreffen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb overtroffen
jij hebt overtroffen
hij heeft overtroffen
wij hebben overtroffen
jullie hebben overtroffen
zij hebben overtroffen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik overtrof
jij overtrof
hij overtrof
wij overtroffen
jullie overtroffen
zij overtroffen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had overtroffen
jij had overtroffen
hij had overtroffen
wij hadden overtroffen
jullie hadden overtroffen
zij hadden overtroffen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal overtreffen
jij zult overtreffen
hij zal overtreffen
wij zullen overtreffen
jullie zullen overtreffen
zij zullen overtreffen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal overtroffen hebben
jij zult overtroffen hebben
hij zal overtroffen hebben
wij zullen overtroffen hebben
jullie zullen overtroffen hebben
zij zullen overtroffen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou overtreffen
jij zou overtreffen
hij zou overtreffen
wij zouden overtreffen
jullie zouden overtreffen
zij zouden overtreffen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou overtroffen hebben
jij zou overtroffen hebben
hij zou overtroffen hebben
wij zouden overtroffen hebben
jullie zouden overtroffen hebben
zij zouden overtroffen hebben

Gebiedende wijs
overtref

Aanvoegende wijs
overtreffe

Voorbeelden

  1. Overtref dat maar, Hollis.
    Suck on that, hollis!
  2. Ik overtref zonder ooit maar eens te proberen
    I excel without ever even trying
  3. En het moet wel vreemd lopen als ik jullie daarin niet overtref.
    And it shall go hard but I will better the instruction.
  4. Onszelf overtreffen.
    We can transcend ourselves.
  5. Wij overtreffen hen.
    We outnumber them.
  6. En het overtreffen?
    And exceeding it?
  7. Jimi wilde drugs overtreffen.
    But Jimi was gonna take them higher than that!
  8. Jij moet mij overtreffen.
    You must excel myself.
  9. Dat kan niks overtreffen.
    There 's nothing like it.
  10. We zijn overtreffen het.
    We 're transcending.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden