NL: overtreden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
overtreden
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik overtreed jij overtreedt hij overtreedt wij overtreden jullie overtreden zij overtreden
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb overtreden jij hebt overtreden hij heeft overtreden wij hebben overtreden jullie hebben overtreden zij hebben overtreden
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik overtrad jij overtrad hij overtrad wij overtraden jullie overtraden zij overtraden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had overtreden jij had overtreden hij had overtreden wij hadden overtreden jullie hadden overtreden zij hadden overtreden
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal overtreden jij zult overtreden hij zal overtreden wij zullen overtreden jullie zullen overtreden zij zullen overtreden
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal overtreden hebben jij zult overtreden hebben hij zal overtreden hebben wij zullen overtreden hebben jullie zullen overtreden hebben zij zullen overtreden hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou overtreden jij zou overtreden hij zou overtreden wij zouden overtreden jullie zouden overtreden zij zouden overtreden
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou overtreden hebben jij zou overtreden hebben hij zou overtreden hebben wij zouden overtreden hebben jullie zouden overtreden hebben zij zouden overtreden hebben
|
| Gebiedende wijs |
overtreed
|
| Aanvoegende wijs |
| overtrede |