Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: oversturen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
overgestuurd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stuur over
jij stuurt over
hij stuurt over
wij sturen over
jullie sturen over
zij sturen over

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overstuur
dat jij overstuurt
dat hij overstuurt
dat wij oversturen
dat jullie oversturen
dat zij oversturen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb overgestuurd
jij hebt overgestuurd
hij heeft overgestuurd
wij hebben overgestuurd
jullie hebben overgestuurd
zij hebben overgestuurd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stuurde over
jij stuurde over
hij stuurde over
wij stuurden over
jullie stuurden over
zij stuurden over

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overstuurde
dat jij overstuurde
dat hij overstuurde
dat wij overstuurden
dat jullie overstuurden
dat zij overstuurden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had overgestuurd
jij had overgestuurd
hij had overgestuurd
wij hadden overgestuurd
jullie hadden overgestuurd
zij hadden overgestuurd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal oversturen
jij zult oversturen
hij zal oversturen
wij zullen oversturen
jullie zullen oversturen
zij zullen oversturen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal overgestuurd hebben
jij zult overgestuurd hebben
hij zal overgestuurd hebben
wij zullen overgestuurd hebben
jullie zullen overgestuurd hebben
zij zullen overgestuurd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou oversturen
jij zou oversturen
hij zou oversturen
wij zouden oversturen
jullie zouden oversturen
zij zouden oversturen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou overgestuurd hebben
jij zou overgestuurd hebben
hij zou overgestuurd hebben
wij zouden overgestuurd hebben
jullie zouden overgestuurd hebben
zij zouden overgestuurd hebben

Gebiedende wijs
stuur over

Aanvoegende wijs
oversture

Voorbeelden

  1. Onderbootsman, neem het stuur over.
    Boatswain 's mate of the watch, take the helm.
  2. Hier, neem het stuur over.
    Here, take the wheel.
  3. Ik stuur over een uur een rijtuig voor je.
    I 'll send the carriage back for you in an hour.
  4. Hoewel ik hem liever met een racket naar huis stuur over zijn Panama kanaal.
    Though I 'd rather send him home with a racket down his Panama Canal... Enrique!
  5. Waarom zouden we ongeschoolden toelaten... ons te oversturen?
    Why should we allow the uneducated to upset us?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden