Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: overslaan

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
overgeslagen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sla over
jij slaat over
hij slaat over
wij slaan over
jullie slaan over
zij slaan over

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik oversla
dat jij overslaat
dat hij overslaat
dat wij overslaan
dat jullie overslaan
dat zij overslaan

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb overgeslagen
jij hebt overgeslagen
hij heeft overgeslagen
wij hebben overgeslagen
jullie hebben overgeslagen
zij hebben overgeslagen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sloeg over
jij sloeg over
hij sloeg over
wij sloegen over
jullie sloegen over
zij sloegen over

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik oversloeg
dat jij oversloeg
dat hij oversloeg
dat wij oversloegen
dat jullie oversloegen
dat zij oversloegen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had overgeslagen
jij had overgeslagen
hij had overgeslagen
wij hadden overgeslagen
jullie hadden overgeslagen
zij hadden overgeslagen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal overslaan
jij zult overslaan
hij zal overslaan
wij zullen overslaan
jullie zullen overslaan
zij zullen overslaan

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal overgeslagen hebben
jij zult overgeslagen hebben
hij zal overgeslagen hebben
wij zullen overgeslagen hebben
jullie zullen overgeslagen hebben
zij zullen overgeslagen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou overslaan
jij zou overslaan
hij zou overslaan
wij zouden overslaan
jullie zouden overslaan
zij zouden overslaan

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou overgeslagen hebben
jij zou overgeslagen hebben
hij zou overgeslagen hebben
wij zouden overgeslagen hebben
jullie zouden overgeslagen hebben
zij zouden overgeslagen hebben

Gebiedende wijs
sla over

Aanvoegende wijs
oversla

Voorbeelden

  1. Sla over het net.
    Hit over the net.
  2. Ik sla over, dank je.
    I 'll pass. Thanks.
  3. Sla over 30 meter links af
    Left turn in 100 feet.
  4. Nee, dank je. Ik sla over.
    No, thanks, I 'll pass.
  5. Dus bedankt, maar ik sla over.
    So... thank you, but I have to pass.
  6. Oh, dat is sexy, maar ik sla over.
    Oh, that 's sexy, but I 'll pass.
  7. Geen huiswerkbegeleiding overslaan?
    Don 't skip after-school study sessions?
  8. Ik moet overslaan.
    I 'm gonna have to pass.
  9. Zullen we Engels overslaan?
    Can we skip English today?
  10. Laten we die overslaan...
    Let 's skip that one

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden