NL: overseinen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
overgeseind
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik sein over jij seint over hij seint over wij seinen over jullie seinen over zij seinen over
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik oversein dat jij overseint dat hij overseint dat wij overseinen dat jullie overseinen dat zij overseinen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb overgeseind jij hebt overgeseind hij heeft overgeseind wij hebben overgeseind jullie hebben overgeseind zij hebben overgeseind
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik seinde over jij seinde over hij seinde over wij seinden over jullie seinden over zij seinden over
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik overseinde dat jij overseinde dat hij overseinde dat wij overseinden dat jullie overseinden dat zij overseinden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had overgeseind jij had overgeseind hij had overgeseind wij hadden overgeseind jullie hadden overgeseind zij hadden overgeseind
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal overseinen jij zult overseinen hij zal overseinen wij zullen overseinen jullie zullen overseinen zij zullen overseinen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal overgeseind hebben jij zult overgeseind hebben hij zal overgeseind hebben wij zullen overgeseind hebben jullie zullen overgeseind hebben zij zullen overgeseind hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou overseinen jij zou overseinen hij zou overseinen wij zouden overseinen jullie zouden overseinen zij zouden overseinen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou overgeseind hebben jij zou overgeseind hebben hij zou overgeseind hebben wij zouden overgeseind hebben jullie zouden overgeseind hebben zij zouden overgeseind hebben
|
Gebiedende wijs |
sein over
|
Aanvoegende wijs |
overseine |