Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: overreden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
overreed

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik overreed
jij overreedt
hij overreedt
wij overreden
jullie overreden
zij overreden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb overreed
jij hebt overreed
hij heeft overreed
wij hebben overreed
jullie hebben overreed
zij hebben overreed

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik overreedde
jij overreedde
hij overreedde
wij overreedden
jullie overreedden
zij overreedden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had overreed
jij had overreed
hij had overreed
wij hadden overreed
jullie hadden overreed
zij hadden overreed

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal overreden
jij zult overreden
hij zal overreden
wij zullen overreden
jullie zullen overreden
zij zullen overreden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal overreed hebben
jij zult overreed hebben
hij zal overreed hebben
wij zullen overreed hebben
jullie zullen overreed hebben
zij zullen overreed hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou overreden
jij zou overreden
hij zou overreden
wij zouden overreden
jullie zouden overreden
zij zouden overreden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou overreed hebben
jij zou overreed hebben
hij zou overreed hebben
wij zouden overreed hebben
jullie zouden overreed hebben
zij zouden overreed hebben

Gebiedende wijs
overreed

Aanvoegende wijs
overrede

Voorbeelden

  1. Degene die hem overreed.
    Whoever ran him down.
  2. Hij overreed ons bijna met zijn auto.
    He almost ran over us with his car!
  3. Wees blij dat ik je niet overreed.
    You 're lucky I didn 't run you over.
  4. Stel dat je iemand overreed met je auto.
    Say you hit someone with your car.
  5. Henry was al dood toen de trein hem overreed.
    Henry was already dead when the train ran him over.
  6. Dit loopvlak is hier anders van degene die hem overreed.
    This tire tread here is different from the one that ran him over here.
  7. Ik ben bang dat mijn plicht voor Holmes mijn tact overreed.
    I 'm afraid my duty to Holmes overrode my tact.
  8. Hij overreed hem achterwaarts... daarna voorwaarts, en dat deed ie twee keer.
    He ran him down backwards... then he ran forwards over him, and he did that twice.
  9. Dus je lokte hem naar het platteland en toen overreed je hem, nietwaar?
    So you lured him out to the country and then you ran the poor bugger over, didn 't you?
  10. Vanochtend overreden.
    Was hit-and-run this morning.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden