NL: overmeesteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
overmeesterd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik overmeester jij overmeestert hij overmeestert wij overmeesteren jullie overmeesteren zij overmeesteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb overmeesterd jij hebt overmeesterd hij heeft overmeesterd wij hebben overmeesterd jullie hebben overmeesterd zij hebben overmeesterd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik overmeesterde jij overmeesterde hij overmeesterde wij overmeesterden jullie overmeesterden zij overmeesterden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had overmeesterd jij had overmeesterd hij had overmeesterd wij hadden overmeesterd jullie hadden overmeesterd zij hadden overmeesterd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal overmeesteren jij zult overmeesteren hij zal overmeesteren wij zullen overmeesteren jullie zullen overmeesteren zij zullen overmeesteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal overmeesterd hebben jij zult overmeesterd hebben hij zal overmeesterd hebben wij zullen overmeesterd hebben jullie zullen overmeesterd hebben zij zullen overmeesterd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou overmeesteren jij zou overmeesteren hij zou overmeesteren wij zouden overmeesteren jullie zouden overmeesteren zij zouden overmeesteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou overmeesterd hebben jij zou overmeesterd hebben hij zou overmeesterd hebben wij zouden overmeesterd hebben jullie zouden overmeesterd hebben zij zouden overmeesterd hebben
|
| Gebiedende wijs |
overmeester
|
| Aanvoegende wijs |
| overmeestere |