Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: overladen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
overgeladen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik laad over
jij laadt over
hij laadt over
wij laden over
jullie laden over
zij laden over

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overlaad
dat jij overlaadt
dat hij overlaadt
dat wij overladen
dat jullie overladen
dat zij overladen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb overgeladen
jij hebt overgeladen
hij heeft overgeladen
wij hebben overgeladen
jullie hebben overgeladen
zij hebben overgeladen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik laadde over
jij laadde over
hij laadde over
wij laadden over
jullie laadden over
zij laadden over

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overlaadde
dat jij overlaadde
dat hij overlaadde
dat wij overlaadden
dat jullie overlaadden
dat zij overlaadden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had overgeladen
jij had overgeladen
hij had overgeladen
wij hadden overgeladen
jullie hadden overgeladen
zij hadden overgeladen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal overladen
jij zult overladen
hij zal overladen
wij zullen overladen
jullie zullen overladen
zij zullen overladen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal overgeladen hebben
jij zult overgeladen hebben
hij zal overgeladen hebben
wij zullen overgeladen hebben
jullie zullen overgeladen hebben
zij zullen overgeladen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou overladen
jij zou overladen
hij zou overladen
wij zouden overladen
jullie zouden overladen
zij zouden overladen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou overgeladen hebben
jij zou overgeladen hebben
hij zou overgeladen hebben
wij zouden overgeladen hebben
jullie zouden overgeladen hebben
zij zouden overgeladen hebben

Gebiedende wijs
laad over

Aanvoegende wijs
overlade

Voorbeelden

  1. Waarschuwing, systeem overladen.
    Warning. System overload.
  2. Hij is al overladen.
    It 's overweight as it is.
  3. De straten waren overladen.
    Streets were crowded.
  4. Je wordt overladen met werk.
    You 'll still get tons of work.
  5. Ik werd overladen met emotie.
    I just got overcome with emotion.
  6. Ze overladen zich met juwelen.
    They drape themselves in fur and jewels.
  7. Ik ben overladen met schuld.
    I 'm overloaded with debt.
  8. Ze gaan hem overladen met aanklachten.
    They 're gonna throw the book at him.
  9. Ik heb overladen u nog niet geholpen.
    I 've heaped on you haven 't helped.
  10. Ik wed dat het was overladen met buit.
    I bet it was overladen with loot.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden