Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: overhouden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
overgehouden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik houd vast; hou over
jij houdt over
hij houdt over
wij houden over
jullie houden over
zij houden over

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik houd vast; overhou
dat jij overhoudt
dat hij overhoudt
dat wij overhouden
dat jullie overhouden
dat zij overhouden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb overgehouden
jij hebt overgehouden
hij heeft overgehouden
wij hebben overgehouden
jullie hebben overgehouden
zij hebben overgehouden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hield over
jij hield over
hij hield over
wij hielden over
jullie hielden over
zij hielden over

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overhield
dat jij overhield
dat hij overhield
dat wij overhielden
dat jullie overhielden
dat zij overhielden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had overgehouden
jij had overgehouden
hij had overgehouden
wij hadden overgehouden
jullie hadden overgehouden
zij hadden overgehouden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal overhouden
jij zult overhouden
hij zal overhouden
wij zullen overhouden
jullie zullen overhouden
zij zullen overhouden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal overgehouden hebben
jij zult overgehouden hebben
hij zal overgehouden hebben
wij zullen overgehouden hebben
jullie zullen overgehouden hebben
zij zullen overgehouden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou overhouden
jij zou overhouden
hij zou overhouden
wij zouden overhouden
jullie zouden overhouden
zij zouden overhouden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou overgehouden hebben
jij zou overgehouden hebben
hij zou overgehouden hebben
wij zouden overgehouden hebben
jullie zouden overgehouden hebben
zij zouden overgehouden hebben

Gebiedende wijs
houd vast; hou over

Aanvoegende wijs
overhoude

Voorbeelden

  1. Wat kan hij eraan overhouden?
    What difference does it make?
  2. Ze moet hier iets aan overhouden.
    She 's gotta see something out of this.
  3. Ik moet nog voor Asterix overhouden.
    I should keep for Astérix.
  4. Mam liet me wat voor jou overhouden.
    Mom made me save you some.
  5. Wel, je zou nog steeds meer winst overhouden.
    Well, you 'd still keep more profit.
  6. Hé, hé, hé, je moet een gaatje overhouden.
    Hey, hey, hey, you better save some room.
  7. Anders zou ik alleen maar slechte kanten overhouden.
    Then I would just have the bad side left.
  8. Je moet wel een stuk cake voor me overhouden.
    You must save me a piece of cake.
  9. Het enige dat we hieraan zullen overhouden is hoofdpijn.
    The most we 'll get from this is a headache.
  10. Beiden patiënten zullen er een lelijk litteken aan overhouden.
    I 'm afraid it will leave both patients with a rather nasty scar.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden