Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: overhoren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
overhoord

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik overhoor
jij overhoort
hij overhoort
wij ooverhoren
jullie ooverhoren
zij ooverhoren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb overhoord
jij hebt overhoord
hij heeft overhoord
wij hebben overhoord
jullie hebben overhoord
zij hebben overhoord

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik overhoorde
jij overhoorde
hij overhoorde
wij overhoorden
jullie overhoorden
zij overhoorden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had overhoord
jij had overhoord
hij had overhoord
wij hadden overhoord
jullie hadden overhoord
zij hadden overhoord

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ooverhoren
jij zult ooverhoren
hij zal ooverhoren
wij zullen ooverhoren
jullie zullen ooverhoren
zij zullen ooverhoren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal overhoord hebben
jij zult overhoord hebben
hij zal overhoord hebben
wij zullen overhoord hebben
jullie zullen overhoord hebben
zij zullen overhoord hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ooverhoren
jij zou ooverhoren
hij zou ooverhoren
wij zouden ooverhoren
jullie zouden ooverhoren
zij zouden ooverhoren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou overhoord hebben
jij zou overhoord hebben
hij zou overhoord hebben
wij zouden overhoord hebben
jullie zouden overhoord hebben
zij zouden overhoord hebben

Gebiedende wijs
overhoor

Aanvoegende wijs
overhore

Voorbeelden

  1. Goed, Teddy, overhoor me over de eerste 10 geboden.
    All right, Teddy, quiz me on the top ten commandments.
  2. Hem overhoren voor anatomie
    Quizzing him on anatomy?
  3. Ze willen mij overhoren.
    They wanna question me.
  4. Je zou me overhoren.
    You 're meant to be testing me.
  5. Wil je me overhoren?
    Want me to quiz you?
  6. Proefwerk geschiedenis, we overhoren elkaar.
    History test next period, we 're studying.
  7. Ik ga je nu niet overhoren.
    I am not quizzing you right now.
  8. Kun je me zo even overhoren?
    Go over Science with me?
  9. Ik kom terug om je te overhoren.
    I 'll come back to test you on it.
  10. En we moeten Clarisse overhoren voor morgen.
    And Clarisse needs help with her homework.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden