Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: overhalen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
overgehaald

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik haal over
jij haalt over
hij haalt over
wij halen over
jullie halen over
zij halen over

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overhaal
dat jij overhaalt
dat hij overhaalt
dat wij overhalen
dat jullie overhalen
dat zij overhalen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb overgehaald
jij hebt overgehaald
hij heeft overgehaald
wij hebben overgehaald
jullie hebben overgehaald
zij hebben overgehaald

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik haalde over
jij haalde over
hij haalde over
wij haalden over
jullie haalden over
zij haalden over

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overhaalde
dat jij overhaalde
dat hij overhaalde
dat wij overhaalden
dat jullie overhaalden
dat zij overhaalden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had overgehaald
jij had overgehaald
hij had overgehaald
wij hadden overgehaald
jullie hadden overgehaald
zij hadden overgehaald

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal overhalen
jij zult overhalen
hij zal overhalen
wij zullen overhalen
jullie zullen overhalen
zij zullen overhalen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal overgehaald hebben
jij zult overgehaald hebben
hij zal overgehaald hebben
wij zullen overgehaald hebben
jullie zullen overgehaald hebben
zij zullen overgehaald hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou overhalen
jij zou overhalen
hij zou overhalen
wij zouden overhalen
jullie zouden overhalen
zij zouden overhalen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou overgehaald hebben
jij zou overgehaald hebben
hij zou overgehaald hebben
wij zouden overgehaald hebben
jullie zouden overgehaald hebben
zij zouden overgehaald hebben

Gebiedende wijs
haal over

Aanvoegende wijs
overhale

Voorbeelden

  1. Een snelle haal over de keel.
    One quick slash across the throat.
  2. De trekker overhalen.
    Pulled the trigger.
  3. De trekker niet overhalen.
    Don 't pull the trigger.
  4. We moeten Diane overhalen.
    I think Diane should work with us.
  5. Je moet hem overhalen.
    You must convince him.
  6. Ik kan Joel overhalen.
    I can persuade Joel.
  7. Ik zal hem overhalen.
    I 'll convince him.
  8. Misschien kan ik je overhalen.
    Maybe I can convince you?
  9. Kan toch geen trekker overhalen.
    Hard for me to squeeze a trigger anyway.
  10. Wilde je die trekker overhalen?
    Were you gonna pull that trigger?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden