Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: overgeven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
overgegeven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik geef over
jij geeft over
hij geeft over
wij geven over
jullie geven over
zij geven over

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overgeef
dat jij overgeeft
dat hij overgeeft
dat wij overgeven
dat jullie overgeven
dat zij overgeven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb overgegeven
jij hebt overgegeven
hij heeft overgegeven
wij hebben overgegeven
jullie hebben overgegeven
zij hebben overgegeven

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik gaf over
jij gaf over
hij gaf over
wij gaven over
jullie gaven over
zij gaven over

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overgaf
dat jij overgaf
dat hij overgaf
dat wij overgaven
dat jullie overgaven
dat zij overgaven

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had overgegeven
jij had overgegeven
hij had overgegeven
wij hadden overgegeven
jullie hadden overgegeven
zij hadden overgegeven

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal overgeven
jij zult overgeven
hij zal overgeven
wij zullen overgeven
jullie zullen overgeven
zij zullen overgeven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal overgegeven hebben
jij zult overgegeven hebben
hij zal overgegeven hebben
wij zullen overgegeven hebben
jullie zullen overgegeven hebben
zij zullen overgegeven hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou overgeven
jij zou overgeven
hij zou overgeven
wij zouden overgeven
jullie zouden overgeven
zij zouden overgeven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou overgegeven hebben
jij zou overgegeven hebben
hij zou overgegeven hebben
wij zouden overgegeven hebben
jullie zouden overgegeven hebben
zij zouden overgegeven hebben

Gebiedende wijs
geef over

Aanvoegende wijs
overgeve

Voorbeelden

  1. Stop en geef over.
    Cease and desist.
  2. Ik geef over op jou, Joel!
    I think I 'm going to throw up on you, Joel!
  3. Wat als ik antwoorden geef over jouw dochter?
    What if I could give you answers about your daughter?
  4. Steek je vinger in je keel, en geef over.
    Stick your finger down your throat. Throw up.
  5. Verwacht je nu van mij dat ik een uitleg geef over menselijk gedrag?
    Are you expecting me to offer an explanation of human behavior?
  6. Denk je echt dat ik iets geef over een wapen van de toekomst?
    Do you really think I care about a weapon of the future?
  7. Je wilt dat ik je advies geef over hoe Chloe jouw leuk kan vinden.
    You want me to give you advice on how to get Chloe to like you.
  8. Vergeet overgeven!
    Forget surrender!
  9. Krampen, overgeven?
    Cramps, vomiting?
  10. Moet je overgeven?
    You feel like throwing up?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden