NL: overflowen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
overflowd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik overflow jij overflowt hij overflowt wij overflowen jullie overflowen zij overflowen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb overflowd jij hebt overflowd hij heeft overflowd wij hebben overflowd jullie hebben overflowd zij hebben overflowd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik overflowde jij overflowde hij overflowde wij overflowden jullie overflowden zij overflowden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had overflowd jij had overflowd hij had overflowd wij hadden overflowd jullie hadden overflowd zij hadden overflowd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal overflowen jij zult overflowen hij zal overflowen wij zullen overflowen jullie zullen overflowen zij zullen overflowen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal overflowd hebben jij zult overflowd hebben hij zal overflowd hebben wij zullen overflowd hebben jullie zullen overflowd hebben zij zullen overflowd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou overflowen jij zou overflowen hij zou overflowen wij zouden overflowen jullie zouden overflowen zij zouden overflowen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou overflowd hebben jij zou overflowd hebben hij zou overflowd hebben wij zouden overflowd hebben jullie zouden overflowd hebben zij zouden overflowd hebben
|
| Gebiedende wijs |
overflow
|
| Aanvoegende wijs |
| overflowe |