NL: overdrukken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
overgedrukt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik druk over jij drukt over hij drukt over wij drukken over jullie drukken over zij drukken over
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik overdruk dat jij overdrukt dat hij overdrukt dat wij overdrukken dat jullie overdrukken dat zij overdrukken
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb overgedrukt jij hebt overgedrukt hij heeft overgedrukt wij hebben overgedrukt jullie hebben overgedrukt zij hebben overgedrukt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik drukte over jij drukte over hij drukte over wij drukten over jullie drukten over zij drukten over
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik overdrukte dat jij overdrukte dat hij overdrukte dat wij overdrukten dat jullie overdrukten dat zij overdrukten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had overgedrukt jij had overgedrukt hij had overgedrukt wij hadden overgedrukt jullie hadden overgedrukt zij hadden overgedrukt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal overdrukken jij zult overdrukken hij zal overdrukken wij zullen overdrukken jullie zullen overdrukken zij zullen overdrukken
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal overgedrukt hebben jij zult overgedrukt hebben hij zal overgedrukt hebben wij zullen overgedrukt hebben jullie zullen overgedrukt hebben zij zullen overgedrukt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou overdrukken jij zou overdrukken hij zou overdrukken wij zouden overdrukken jullie zouden overdrukken zij zouden overdrukken
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou overgedrukt hebben jij zou overgedrukt hebben hij zou overgedrukt hebben wij zouden overgedrukt hebben jullie zouden overgedrukt hebben zij zouden overgedrukt hebben
|
Gebiedende wijs |
druk over
|
Aanvoegende wijs |
overdrukke |