Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: overdrijven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
overgedreven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik drijf over
jij drijft over
hij drijft over
wij drijven over
jullie drijven over
zij drijven over

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overdrijf
dat jij overdrijft
dat hij overdrijft
dat wij overdrijven
dat jullie overdrijven
dat zij overdrijven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb overgedreven
jij hebt overgedreven
hij heeft overgedreven
wij hebben overgedreven
jullie hebben overgedreven
zij hebben overgedreven

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik dreef over
jij dreef over
hij dreef over
wij dreven over
jullie dreven over
zij dreven over

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overdreef
dat jij overdreef
dat hij overdreef
dat wij overdreven
dat jullie overdreven
dat zij overdreven

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had overgedreven
jij had overgedreven
hij had overgedreven
wij hadden overgedreven
jullie hadden overgedreven
zij hadden overgedreven

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal overdrijven
jij zult overdrijven
hij zal overdrijven
wij zullen overdrijven
jullie zullen overdrijven
zij zullen overdrijven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal overgedreven hebben
jij zult overgedreven hebben
hij zal overgedreven hebben
wij zullen overgedreven hebben
jullie zullen overgedreven hebben
zij zullen overgedreven hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou overdrijven
jij zou overdrijven
hij zou overdrijven
wij zouden overdrijven
jullie zouden overdrijven
zij zouden overdrijven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou overgedreven hebben
jij zou overgedreven hebben
hij zou overgedreven hebben
wij zouden overgedreven hebben
jullie zouden overgedreven hebben
zij zouden overgedreven hebben

Gebiedende wijs
drijf over

Aanvoegende wijs
overdrijve

Voorbeelden

  1. Niet overdrijven.
    Let 's not get carried away.
  2. Niet overdrijven.
    Let 's not go overboard here.
  3. Niet overdrijven.
    Don 't be overdramatic.
  4. Niet overdrijven.
    Don 't go overboard.
  5. Niet overdrijven....
    Don 't over-react.
  6. Niet overdrijven.
    Don 't exaggerate
  7. Altijd overdrijven.
    They always overdo it.
  8. Niet overdrijven.
    Don 't get overdramatic.
  9. Jullie overdrijven.
    You guys are too much.
  10. Jij kunt overdrijven.
    You 're exaggerating.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden