NL: overblijven U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
overgebleven
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik blijf over jij blijft over hij blijft over wij blijven over jullie blijven over zij blijven over
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik overblijf dat jij overblijft dat hij overblijft dat wij overblijven dat jullie overblijven dat zij overblijven
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik ben overgebleven jij bent overgebleven hij is overgebleven wij zijn overgebleven jullie zijn overgebleven zij zijn overgebleven
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bleef over jij bleef over hij bleef over wij bleven over jullie bleven over zij bleven over
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik overbleef dat jij overbleef dat hij overbleef dat wij overbleven dat jullie overbleven dat zij overbleven
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik was overgebleven jij was overgebleven hij was overgebleven wij waren overgebleven jullie waren overgebleven zij waren overgebleven
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal overblijven jij zult overblijven hij zal overblijven wij zullen overblijven jullie zullen overblijven zij zullen overblijven
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal overgebleven zijn jij zult overgebleven zijn hij zal overgebleven zijn wij zullen overgebleven zijn jullie zullen overgebleven zijn zij zullen overgebleven zijn
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou overblijven jij zou overblijven hij zou overblijven wij zouden overblijven jullie zouden overblijven zij zouden overblijven
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou overgebleven zijn jij zou overgebleven zijn hij zou overgebleven zijn wij zouden overgebleven zijn jullie zouden overgebleven zijn zij zouden overgebleven zijn
|
Gebiedende wijs |
blijf over
|
Aanvoegende wijs |
overblijve |