Voorbeelden

1. He 'll outwit you every time.
   Hij zal je elke keer verslaan.
2. Don 't think you can outwit me, Croft.
   Denk niet dat je me te slim af kunt zijn, Croft.
3. Don 't let your anger outwit your good sense.
   Laat uw boosheid uw verstand niet te slim af zijn.
4. You can just outwit this two-bit Hollywood gangster.
   Je bent deze dubbelrangs Hollywood gangster gewoon te slim af.
5. It would be fun to outwit a brace of cardinals.
   Het zou leuk zijn een stel kardinalen te slim af te zijn.
6. The trees have used a rare failed monsoon as a cue to outwit their number one enemy.
   Door' t uitblijven van de moesson blijven de bomen hun grootste vijand de baas.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden