Voorbeelden

1. You 're afraid I 'll outshine you.
   Je bent bang dat ik beter ben dan jij.
2. You are like to outshine all farmers.
   Jij bent de beste boer hier.
3. You must take care not to outshine her.
   U moet erop letten haar niet te overtreffen.
4. You don 't want to outshine your father.
   Je wil je vader niet gaan overschaduwen.
5. ... that for an instant outshine a whole galaxy.
   Die voor een moment een heel melkwegstelsel verblinden.
6. At least he won 't outshine you in the egomania department.
   Qua egotisme kan hij jou tenminste niet de baas.
7. I 've got to find a replacement who won 't outshine me.
   Ik moet iemand vinden die me niet overtreft.
8. To not just be another portrait on that wall, but... to outshine them all.
   Om niet zomaar een portret op die muur, maar... om ze allemaal te overtreffen.
9. He 's always enhancing you, he 's lifting you up, but he 'll never outshine you.
   Hij is je altijd aan het verbeteren, hij tilt je op, maar hij zal je nooit overtreffen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden