NL: outfaden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geoutfaded
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik outfade jij outfadet hij outfadet wij outfaden jullie outfaden zij outfaden
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geoutfaded jij hebt geoutfaded hij heeft geoutfaded wij hebben geoutfaded jullie hebben geoutfaded zij hebben geoutfaded
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik outfadede jij outfadede hij outfadede wij outfadeden jullie outfadeden zij outfadeden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geoutfaded jij had geoutfaded hij had geoutfaded wij hadden geoutfaded jullie hadden geoutfaded zij hadden geoutfaded
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal outfaden jij zult outfaden hij zal outfaden wij zullen outfaden jullie zullen outfaden zij zullen outfaden
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geoutfaded hebben jij zult geoutfaded hebben hij zal geoutfaded hebben wij zullen geoutfaded hebben jullie zullen geoutfaded hebben zij zullen geoutfaded hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou outfaden jij zou outfaden hij zou outfaden wij zouden outfaden jullie zouden outfaden zij zouden outfaden
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geoutfaded hebben jij zou geoutfaded hebben hij zou geoutfaded hebben wij zouden geoutfaded hebben jullie zouden geoutfaded hebben zij zouden geoutfaded hebben
|
Gebiedende wijs |
outfade
|
Aanvoegende wijs |
outfade |