NL: ornamenteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geornamenteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik ornamenteer jij ornamenteert hij ornamenteert wij ornamenteren jullie ornamenteren zij ornamenteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geornamenteerd jij hebt geornamenteerd hij heeft geornamenteerd wij hebben geornamenteerd jullie hebben geornamenteerd zij hebben geornamenteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ornamenteerde jij ornamenteerde hij ornamenteerde wij ornamenteerden jullie ornamenteerden zij ornamenteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geornamenteerd jij had geornamenteerd hij had geornamenteerd wij hadden geornamenteerd jullie hadden geornamenteerd zij hadden geornamenteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal ornamenteren jij zult ornamenteren hij zal ornamenteren wij zullen ornamenteren jullie zullen ornamenteren zij zullen ornamenteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geornamenteerd hebben jij zult geornamenteerd hebben hij zal geornamenteerd hebben wij zullen geornamenteerd hebben jullie zullen geornamenteerd hebben zij zullen geornamenteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou ornamenteren jij zou ornamenteren hij zou ornamenteren wij zouden ornamenteren jullie zouden ornamenteren zij zouden ornamenteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geornamenteerd hebben jij zou geornamenteerd hebben hij zou geornamenteerd hebben wij zouden geornamenteerd hebben jullie zouden geornamenteerd hebben zij zouden geornamenteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
ornamenteer
|
| Aanvoegende wijs |
| ornamentere |