Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opzwellen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgezwollen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zwel op
jij zwelt op
hij zwelt op
wij zwellen op
jullie zwellen op
zij zwellen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opzwel
dat jij opzwelt
dat hij opzwelt
dat wij opzwellen
dat jullie opzwellen
dat zij opzwellen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben opgezwollen
jij bent opgezwollen
hij is opgezwollen
wij zijn opgezwollen
jullie zijn opgezwollen
zij zijn opgezwollen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zwol op
jij zwol op
hij zwol op
wij zwollen op
jullie zwollen op
zij zwollen op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opzwol
dat jij opzwol
dat hij opzwol
dat wij opzwollen
dat jullie opzwollen
dat zij opzwollen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was opgezwollen
jij was opgezwollen
hij was opgezwollen
wij waren opgezwollen
jullie waren opgezwollen
zij waren opgezwollen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opzwellen
jij zult opzwellen
hij zal opzwellen
wij zullen opzwellen
jullie zullen opzwellen
zij zullen opzwellen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgezwollen zijn
jij zult opgezwollen zijn
hij zal opgezwollen zijn
wij zullen opgezwollen zijn
jullie zullen opgezwollen zijn
zij zullen opgezwollen zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opzwellen
jij zou opzwellen
hij zou opzwellen
wij zouden opzwellen
jullie zouden opzwellen
zij zouden opzwellen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgezwollen zijn
jij zou opgezwollen zijn
hij zou opgezwollen zijn
wij zouden opgezwollen zijn
jullie zouden opgezwollen zijn
zij zouden opgezwollen zijn

Gebiedende wijs
zwel op

Aanvoegende wijs
opzwelle

Voorbeelden

  1. Opzwellen zonder redelijkheid.
    Swelling beyond reason.
  2. Zijn keel ging opzwellen.
    His throat swelled up.
  3. Wat je hart doet opzwellen.
    What is it that gets your heart swollen.
  4. Je enkel is opzwellen reeds.
    Your ankle 's swelling up already.
  5. Zwangerschap laten vingers opzwellen als kolbász.
    Pregnancy makes fingers swell up like kielbasas.
  6. Er zijn andere redenen waardoor spieren opzwellen.
    There 's other ways for the muscles to seize up
  7. Ik wil niet opzwellen in deze maillot.
    I can 't afford to swell up in these tights.
  8. Hij zal misschien opzwellen tot waar de aarde zich bevindt.
    It will swell up to perhaps where the Earth is in its orbit.
  9. Ze monitoren het opzwellen van de hersenen en de druk.
    They 're monitoring her swelling in her brain and the pressure.
  10. Hij zal opzwellen, Je kan er een paar seconden in wonen.
    He swells up, you could do a room in a couple of seconds.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden