Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opwinden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgewonden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik wind op
jij windt op
hij windt op
wij winden op
jullie winden op
zij winden op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opwind
dat jij opwindt
dat hij opwindt
dat wij opwinden
dat jullie opwinden
dat zij opwinden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgewonden
jij hebt opgewonden
hij heeft opgewonden
wij hebben opgewonden
jullie hebben opgewonden
zij hebben opgewonden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik wond op
jij wond op
hij wond op
wij wonden op
jullie wonden op
zij wonden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opwond
dat jij opwond
dat hij opwond
dat wij opwonden
dat jullie opwonden
dat zij opwonden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgewonden
jij had opgewonden
hij had opgewonden
wij hadden opgewonden
jullie hadden opgewonden
zij hadden opgewonden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opwinden
jij zult opwinden
hij zal opwinden
wij zullen opwinden
jullie zullen opwinden
zij zullen opwinden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgewonden hebben
jij zult opgewonden hebben
hij zal opgewonden hebben
wij zullen opgewonden hebben
jullie zullen opgewonden hebben
zij zullen opgewonden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opwinden
jij zou opwinden
hij zou opwinden
wij zouden opwinden
jullie zouden opwinden
zij zouden opwinden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgewonden hebben
jij zou opgewonden hebben
hij zou opgewonden hebben
wij zouden opgewonden hebben
jullie zouden opgewonden hebben
zij zouden opgewonden hebben

Gebiedende wijs
wind op

Aanvoegende wijs
opwinde

Voorbeelden

  1. Een zuchtje wind op hun wangen.
    A breath of wind upon their cheeks.
  2. We hebben sterke wind op kop.
    We 've run into a really strong headwind.
  3. Welke kant gaat de wind op?
    Which way is the wind?
  4. Je wist welke kant de wind op blies.
    You knew which way the wind was blowing.
  5. 400 meter, op drie uur, wind op volle kracht.
    400 meter, three o 'clock, wind at full speed.
  6. Toen ik naar het huis liep, zette die gekke wind op.
    As I was coming up to the house, that crazy wind came up.
  7. Ze hebben het zo lang overleefd omdat ze weten welke kant de wind op waait.
    They survived this long' cause they know which way the wind blows.
  8. Kan uw gepatenteerde zaad bij harde wind op het land van mijn cliënt zijn beland?
    Isn 't it possible these high winds blew your patented seed onto my client 's field?
  9. Lk weet nog dat je die avond buiten iets zei... over de wind op het gras.
    I remember out there that night you said something... about the wind on the grass.
  10. In elk geval, verdwenen zij met de wind op een dag, maar ik wist dat ze zouden terugkeren.
    Anyway, they disappeared into the wind one day, but I knew they 'd be back.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden