Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opwaarderen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgewaardeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik waardeer op
jij waardeert op
hij waardeert op
wij waarderen op
jullie waarderen op
zij waarderen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opwaardeer
dat jij opwaardeert
dat hij opwaardeert
dat wij opwaarderen
dat jullie opwaarderen
dat zij opwaarderen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgewaardeerd
jij hebt opgewaardeerd
hij heeft opgewaardeerd
wij hebben opgewaardeerd
jullie hebben opgewaardeerd
zij hebben opgewaardeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik waardeerde op
jij waardeerde op
hij waardeerde op
wij waardeerden op
jullie waardeerden op
zij waardeerden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opwaardeerde
dat jij opwaardeerde
dat hij opwaardeerde
dat wij opwaardeerden
dat jullie opwaardeerden
dat zij opwaardeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgewaardeerd
jij had opgewaardeerd
hij had opgewaardeerd
wij hadden opgewaardeerd
jullie hadden opgewaardeerd
zij hadden opgewaardeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opwaarderen
jij zult opwaarderen
hij zal opwaarderen
wij zullen opwaarderen
jullie zullen opwaarderen
zij zullen opwaarderen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgewaardeerd hebben
jij zult opgewaardeerd hebben
hij zal opgewaardeerd hebben
wij zullen opgewaardeerd hebben
jullie zullen opgewaardeerd hebben
zij zullen opgewaardeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opwaarderen
jij zou opwaarderen
hij zou opwaarderen
wij zouden opwaarderen
jullie zouden opwaarderen
zij zouden opwaarderen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgewaardeerd hebben
jij zou opgewaardeerd hebben
hij zou opgewaardeerd hebben
wij zouden opgewaardeerd hebben
jullie zouden opgewaardeerd hebben
zij zouden opgewaardeerd hebben

Gebiedende wijs
waardeer op

Aanvoegende wijs
opwaardere

Voorbeelden

  1. ik waardeer op zijn minst je gevoelens!
    I appreciate your feelings at least!
  2. Moeten we haar kaartje opwaarderen?
    And should we upgrade her ticket?
  3. De schaduwzijde van wijken opwaarderen.
    Dark side of gentrification.
  4. Ik ben gewoon mijn halloween kostuum aan het opwaarderen.
    I 'm just bedazzling my Halloween costume.
  5. De Kerstman zal je stichting met een paar miljoen opwaarderen.
    Santa Claus will bring your foundation a couple million.
  6. Had je niet je beltegoed kunnen opwaarderen voor je me ging bellen?
    You couldn 't have added more credit before calling me?
  7. Met de bouw van het ziekenhuis, wilt de stad nu de hele buurt opwaarderen:
    With the hospital going up, the city is interested in revitalizing the entire area:

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden