Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opvoeden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgevoed

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik voed op
jij voedt op
hij voedt op
wij voeden op
jullie voeden op
zij voeden op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opvoed
dat jij opvoedt
dat hij opvoedt
dat wij opvoeden
dat jullie opvoeden
dat zij opvoeden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgevoed
jij hebt opgevoed
hij heeft opgevoed
wij hebben opgevoed
jullie hebben opgevoed
zij hebben opgevoed

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik voedde op
jij voedde op
hij voedde op
wij voedden op
jullie voedden op
zij voedden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opvoedde
dat jij opvoedde
dat hij opvoedde
dat wij opvoedden
dat jullie opvoedden
dat zij opvoedden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgevoed
jij had opgevoed
hij had opgevoed
wij hadden opgevoed
jullie hadden opgevoed
zij hadden opgevoed

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opvoeden
jij zult opvoeden
hij zal opvoeden
wij zullen opvoeden
jullie zullen opvoeden
zij zullen opvoeden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgevoed hebben
jij zult opgevoed hebben
hij zal opgevoed hebben
wij zullen opgevoed hebben
jullie zullen opgevoed hebben
zij zullen opgevoed hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opvoeden
jij zou opvoeden
hij zou opvoeden
wij zouden opvoeden
jullie zouden opvoeden
zij zouden opvoeden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgevoed hebben
jij zou opgevoed hebben
hij zou opgevoed hebben
wij zouden opgevoed hebben
jullie zouden opgevoed hebben
zij zouden opgevoed hebben

Gebiedende wijs
voed op

Aanvoegende wijs
opvoede

Voorbeelden

  1. Gluiperig beest... dat zich voed op pestkoppen met een slecht rapport.
    Slithering beast... that feeds on pests with bad report cards.
  2. Behalve je opvoeden?
    Besides raise you?
  3. Hem opvoeden met Rita.
    Raise him with Rita.
  4. Ga jij' m opvoeden?
    You gonna raise him?
  5. Oh, opvoeden bedoelt ze.
    Oh, she means raising.
  6. Wij zullen hem opvoeden.
    He will be raised by us.
  7. Laat ons Liam opvoeden.
    You need to let us raise Liam.
  8. Werken, huwelijk, Laurel opvoeden?
    Working, marriage, raising Laurel?
  9. Mijn opvoeden stopt hier.
    My parenting stops now.
  10. Ga je het kind opvoeden?
    Are you gonna raise this kid?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden