Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opvijzelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgevijzeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vijzel op
jij vijzelt op
hij vijzelt op
wij vijzelen op
jullie vijzelen op
zij vijzelen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opvijzel
dat jij opvijzelt
dat hij opvijzelt
dat wij opvijzelen
dat jullie opvijzelen
dat zij opvijzelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgevijzeld
jij hebt opgevijzeld
hij heeft opgevijzeld
wij hebben opgevijzeld
jullie hebben opgevijzeld
zij hebben opgevijzeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vijzelde op
jij vijzelde op
hij vijzelde op
wij vijzelden op
jullie vijzelden op
zij vijzelden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opvijzelde
dat jij opvijzelde
dat hij opvijzelde
dat wij opvijzelden
dat jullie opvijzelden
dat zij opvijzelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgevijzeld
jij had opgevijzeld
hij had opgevijzeld
wij hadden opgevijzeld
jullie hadden opgevijzeld
zij hadden opgevijzeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opvijzelen
jij zult opvijzelen
hij zal opvijzelen
wij zullen opvijzelen
jullie zullen opvijzelen
zij zullen opvijzelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgevijzeld hebben
jij zult opgevijzeld hebben
hij zal opgevijzeld hebben
wij zullen opgevijzeld hebben
jullie zullen opgevijzeld hebben
zij zullen opgevijzeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opvijzelen
jij zou opvijzelen
hij zou opvijzelen
wij zouden opvijzelen
jullie zouden opvijzelen
zij zouden opvijzelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgevijzeld hebben
jij zou opgevijzeld hebben
hij zou opgevijzeld hebben
wij zouden opgevijzeld hebben
jullie zouden opgevijzeld hebben
zij zouden opgevijzeld hebben

Gebiedende wijs
vijzel op

Aanvoegende wijs
opvijzele

Voorbeelden

  1. Hier even opvijzelen...
    Let me turn it up there...
  2. We gaan je conditie even opvijzelen.
    We 're gonna whip you right into shape.
  3. Kun je de nummers naar zestig opvijzelen?
    Can you bump the numbers up to sixty?
  4. Het Kalman filter, ik moet dat beeld opvijzelen.
    The Kalman filter, I needed to clean up that image.
  5. Nee, nee, ik... ik wil gewoon mijn golfkunst een beetje opvijzelen.
    No, no, I just... I just want to work on my short game.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden