Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: optutten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgetut

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik tut op
jij tut op
hij tut op
wij tutten op
jullie tutten op
zij tutten op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik optut
dat jij optut
dat hij optut
dat wij optutten
dat jullie optutten
dat zij optutten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgetut
jij hebt opgetut
hij heeft opgetut
wij hebben opgetut
jullie hebben opgetut
zij hebben opgetut

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik tutte op
jij tutte op
hij tutte op
wij tutten op
jullie tutten op
zij tutten op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik optutte
dat jij optutte
dat hij optutte
dat wij optutten
dat jullie optutten
dat zij optutten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgetut
jij had opgetut
hij had opgetut
wij hadden opgetut
jullie hadden opgetut
zij hadden opgetut

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal optutten
jij zult optutten
hij zal optutten
wij zullen optutten
jullie zullen optutten
zij zullen optutten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgetut hebben
jij zult opgetut hebben
hij zal opgetut hebben
wij zullen opgetut hebben
jullie zullen opgetut hebben
zij zullen opgetut hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou optutten
jij zou optutten
hij zou optutten
wij zouden optutten
jullie zouden optutten
zij zouden optutten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgetut hebben
jij zou opgetut hebben
hij zou opgetut hebben
wij zouden opgetut hebben
jullie zouden opgetut hebben
zij zouden opgetut hebben

Gebiedende wijs
tut op

Aanvoegende wijs
optutte

Voorbeelden

  1. Jij, optutten om zes uur.
    You and me, makeovers at 6: 00.
  2. Ze was zich aan' t optutten.
    I saw her getting spiffed up.
  3. Waarschijnlijk nog steeds aan het optutten.
    She 's probably still getting ready.
  4. Misschien moeten we je een beetje optutten.
    Maybe we should get you fixed up.
  5. Ik was me net aan het optutten.
    I was just cleaning down here.
  6. Waarom wil je jezelf zo optutten voor een bruiloft?
    Why would you dress up like that for a wedding?
  7. O, enne, misschien kunnen we ons allebei een beetje optutten, maandag?
    Oh, and, uh, maybe we could both... dress up a little on monday?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden