Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: optrommelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgetrommeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik trommel op
jij trommelt op
hij trommelt op
wij trommelen op
jullie trommelen op
zij trommelen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik optrommel
dat jij optrommelt
dat hij optrommelt
dat wij optrommelen
dat jullie optrommelen
dat zij optrommelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgetrommeld
jij hebt opgetrommeld
hij heeft opgetrommeld
wij hebben opgetrommeld
jullie hebben opgetrommeld
zij hebben opgetrommeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik trommelde op
jij trommelde op
hij trommelde op
wij trommelden op
jullie trommelden op
zij trommelden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik optrommelde
dat jij optrommelde
dat hij optrommelde
dat wij optrommelden
dat jullie optrommelden
dat zij optrommelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgetrommeld
jij had opgetrommeld
hij had opgetrommeld
wij hadden opgetrommeld
jullie hadden opgetrommeld
zij hadden opgetrommeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal optrommelen
jij zult optrommelen
hij zal optrommelen
wij zullen optrommelen
jullie zullen optrommelen
zij zullen optrommelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgetrommeld hebben
jij zult opgetrommeld hebben
hij zal opgetrommeld hebben
wij zullen opgetrommeld hebben
jullie zullen opgetrommeld hebben
zij zullen opgetrommeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou optrommelen
jij zou optrommelen
hij zou optrommelen
wij zouden optrommelen
jullie zouden optrommelen
zij zouden optrommelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgetrommeld hebben
jij zou opgetrommeld hebben
hij zou opgetrommeld hebben
wij zouden opgetrommeld hebben
jullie zouden opgetrommeld hebben
zij zouden opgetrommeld hebben

Gebiedende wijs
trommel op

Aanvoegende wijs
optrommele

Voorbeelden

  1. Iedereen optrommelen?
    Rally the troops? Yeah.
  2. Moet ik toverdokters optrommelen?
    You want me to start rounding up witch doctors?
  3. Hoeveel ruiters kun je optrommelen?
    How many warriors can you bring?
  4. Alleen even een leger optrommelen.
    I just gotta build an army.
  5. Hen kon ik optrommelen binnen een uur.
    Everyone I could drum up with an hour 's notice.
  6. Ik ga haar bedienden optrommelen voor een verhoor.
    I will start rounding up their house employees for questioning.
  7. We hebben geen idee hoe je... klanten moet optrommelen.
    We 've no idea how to... how to drum up custom or anything.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden