NL: optreden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
opgetreden
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik treed op jij treedt op hij treedt op wij treden op jullie treden op zij treden op
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik optreed dat jij optreedt dat hij optreedt dat wij optreden dat jullie optreden dat zij optreden
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb opgetreden jij hebt opgetreden hij heeft opgetreden wij hebben opgetreden jullie hebben opgetreden zij hebben opgetreden
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik trad op jij trad op hij trad op wij traden op jullie traden op zij traden op
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik optrad dat jij optrad dat hij optrad dat wij optraden dat jullie optraden dat zij optraden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had opgetreden jij had opgetreden hij had opgetreden wij hadden opgetreden jullie hadden opgetreden zij hadden opgetreden
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal optreden jij zult optreden hij zal optreden wij zullen optreden jullie zullen optreden zij zullen optreden
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal opgetreden hebben jij zult opgetreden hebben hij zal opgetreden hebben wij zullen opgetreden hebben jullie zullen opgetreden hebben zij zullen opgetreden hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou optreden jij zou optreden hij zou optreden wij zouden optreden jullie zouden optreden zij zouden optreden
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou opgetreden hebben jij zou opgetreden hebben hij zou opgetreden hebben wij zouden opgetreden hebben jullie zouden opgetreden hebben zij zouden opgetreden hebben
|
Gebiedende wijs |
treed op
|
Aanvoegende wijs |
optrede |