Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opstrijken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgestreken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik strijk op
jij strijkt op
hij strijkt op
wij strijken op
jullie strijken op
zij strijken op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opstrijk
dat jij opstrijkt
dat hij opstrijkt
dat wij opstrijken
dat jullie opstrijken
dat zij opstrijken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgestreken
jij hebt opgestreken
hij heeft opgestreken
wij hebben opgestreken
jullie hebben opgestreken
zij hebben opgestreken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik streek op
jij streek op
hij streek op
wij streken op
jullie streken op
zij streken op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opstreek
dat jij opstreek
dat hij opstreek
dat wij opstreken
dat jullie opstreken
dat zij opstreken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgestreken
jij had opgestreken
hij had opgestreken
wij hadden opgestreken
jullie hadden opgestreken
zij hadden opgestreken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opstrijken
jij zult opstrijken
hij zal opstrijken
wij zullen opstrijken
jullie zullen opstrijken
zij zullen opstrijken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgestreken hebben
jij zult opgestreken hebben
hij zal opgestreken hebben
wij zullen opgestreken hebben
jullie zullen opgestreken hebben
zij zullen opgestreken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opstrijken
jij zou opstrijken
hij zou opstrijken
wij zouden opstrijken
jullie zouden opstrijken
zij zouden opstrijken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgestreken hebben
jij zou opgestreken hebben
hij zou opgestreken hebben
wij zouden opgestreken hebben
jullie zouden opgestreken hebben
zij zouden opgestreken hebben

Gebiedende wijs
strijk op

Aanvoegende wijs
opstrijke

Voorbeelden

  1. Ik wil de eer opstrijken.
    I want credit for it.
  2. Het opstrijken van alle eer?
    Getting the accolades?
  3. Niks vragen en geld opstrijken.
    Not asking questions helps business.
  4. Laat haar de eer opstrijken.
    It 's Tanya 's idea.
  5. Iedereen wil altijd de eer opstrijken.
    People love to take credit for the fun ones.
  6. Ik kan niet alle eer opstrijken.
    I can 't take all the credit.
  7. Zeg, hoeveel gaat Mevr. Gardner opstrijken?
    So, how much does Mrs. Gardner stand to benefit?
  8. En hier wil ik wat eer opstrijken.
    And here I would like to claim some credit.
  9. Laten we niet te veel eer opstrijken.
    You 're giving us too much credit.
  10. Kan niet alle eer opstrijken voor het idee.
    Can 't take full credit for the idea.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden