Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opsteken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgestoken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik steek op
jij steekt op
hij steekt op
wij steken op
jullie steken op
zij steken op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opsteek
dat jij opsteekt
dat hij opsteekt
dat wij opsteken
dat jullie opsteken
dat zij opsteken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgestoken
jij hebt opgestoken
hij heeft opgestoken
wij hebben opgestoken
jullie hebben opgestoken
zij hebben opgestoken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stak op
jij stak op
hij stak op
wij staken op
jullie staken op
zij staken op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opstak
dat jij opstak
dat hij opstak
dat wij opstaken
dat jullie opstaken
dat zij opstaken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgestoken
jij had opgestoken
hij had opgestoken
wij hadden opgestoken
jullie hadden opgestoken
zij hadden opgestoken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opsteken
jij zult opsteken
hij zal opsteken
wij zullen opsteken
jullie zullen opsteken
zij zullen opsteken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgestoken hebben
jij zult opgestoken hebben
hij zal opgestoken hebben
wij zullen opgestoken hebben
jullie zullen opgestoken hebben
zij zullen opgestoken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opsteken
jij zou opsteken
hij zou opsteken
wij zouden opsteken
jullie zouden opsteken
zij zouden opsteken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgestoken hebben
jij zou opgestoken hebben
hij zou opgestoken hebben
wij zouden opgestoken hebben
jullie zouden opgestoken hebben
zij zouden opgestoken hebben

Gebiedende wijs
steek op

Aanvoegende wijs
opsteke

Voorbeelden

  1. Dus je laat je vrouw in de steek op Valentijnsdag.
    So you bailed on your wife on Valentine 's Day.
  2. Rechterhand opsteken.
    Raise your right hand.
  3. Een steek op hem op tijd zal er gewoonlijk negen voorkomen... op u...
    One stitch in time on him will usually save nine... on you
  4. Een sigaartje opsteken?
    Light you a cigar?
  5. Hand opsteken hoeft niet.
    You don 't have to raise your hand.
  6. Zullen we ze opsteken?
    You guys want to fire these up?
  7. Wil je je linkerhand opsteken?
    Would you raise your left hand?
  8. Mag ik een sigaret opsteken?
    May I light a cigarette?
  9. Zullen we die joint opsteken?
    Why don 't we spark up that doobie?
  10. Er zal een storm opsteken.
    There 's going to be a storm.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden