Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opstapelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgestapeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stapel op
jij stapelt op
hij stapelt op
wij stapelen op
jullie stapelen op
zij stapelen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opstapel
dat jij opstapelt
dat hij opstapelt
dat wij opstapelen
dat jullie opstapelen
dat zij opstapelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgestapeld
jij hebt opgestapeld
hij heeft opgestapeld
wij hebben opgestapeld
jullie hebben opgestapeld
zij hebben opgestapeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stapelde op
jij stapelde op
hij stapelde op
wij stapelden op
jullie stapelden op
zij stapelden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opstapelde
dat jij opstapelde
dat hij opstapelde
dat wij opstapelden
dat jullie opstapelden
dat zij opstapelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgestapeld
jij had opgestapeld
hij had opgestapeld
wij hadden opgestapeld
jullie hadden opgestapeld
zij hadden opgestapeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opstapelen
jij zult opstapelen
hij zal opstapelen
wij zullen opstapelen
jullie zullen opstapelen
zij zullen opstapelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgestapeld hebben
jij zult opgestapeld hebben
hij zal opgestapeld hebben
wij zullen opgestapeld hebben
jullie zullen opgestapeld hebben
zij zullen opgestapeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opstapelen
jij zou opstapelen
hij zou opstapelen
wij zouden opstapelen
jullie zouden opstapelen
zij zouden opstapelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgestapeld hebben
jij zou opgestapeld hebben
hij zou opgestapeld hebben
wij zouden opgestapeld hebben
jullie zouden opgestapeld hebben
zij zouden opgestapeld hebben

Gebiedende wijs
stapel op

Aanvoegende wijs
opstapele

Voorbeelden

  1. Pedro is stapel op pasta.
    Pedro adores pasta.
  2. Ze is stapel op je.
    She 's crazy about you.
  3. Je bent stapel op haar.
    You totally like her.
  4. Ik ben stapel op haar.
    Yes! I 'm crazy about her.
  5. Hij is stapel op haar
    He is crazy about her
  6. Hij is stapel op je.
    The man 's crazy about you.
  7. En ik ben stapel op hem.
    And I love that guy.
  8. Man, je bent stapel op haar, niet?
    Man, you 've really got it bad for her, don 't you?
  9. En, Lotte, ik ben stapel op jou.
    And, Lotte, I 'm smitten with you.
  10. De stapel op mijn bureau maakt me moedeloos.
    The pile on my desk is soul-destroying.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden