Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opsporen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgespoord

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik spoor op
jij spoort op
hij spoort op
wij sporen op
jullie sporen op
zij sporen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opspoor
dat jij opspoort
dat hij opspoort
dat wij opsporen
dat jullie opsporen
dat zij opsporen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgespoord
jij hebt opgespoord
hij heeft opgespoord
wij hebben opgespoord
jullie hebben opgespoord
zij hebben opgespoord

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik spoorde op
jij spoorde op
hij spoorde op
wij spoorden op
jullie spoorden op
zij spoorden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opspoorde
dat jij opspoorde
dat hij opspoorde
dat wij opspoorden
dat jullie opspoorden
dat zij opspoorden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgespoord
jij had opgespoord
hij had opgespoord
wij hadden opgespoord
jullie hadden opgespoord
zij hadden opgespoord

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opsporen
jij zult opsporen
hij zal opsporen
wij zullen opsporen
jullie zullen opsporen
zij zullen opsporen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgespoord hebben
jij zult opgespoord hebben
hij zal opgespoord hebben
wij zullen opgespoord hebben
jullie zullen opgespoord hebben
zij zullen opgespoord hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opsporen
jij zou opsporen
hij zou opsporen
wij zouden opsporen
jullie zouden opsporen
zij zouden opsporen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgespoord hebben
jij zou opgespoord hebben
hij zou opgespoord hebben
wij zouden opgespoord hebben
jullie zouden opgespoord hebben
zij zouden opgespoord hebben

Gebiedende wijs
spoor op

Aanvoegende wijs
opspore

Voorbeelden

  1. Een spoor op het pad.
    A trail in the snow.
  2. Een spoor op het pad.
    A track in the snow.
  3. Een spoor op het pad.
    Prints in the snow.
  4. De honden pikten Rudnicks spoor op.
    The dogs picked up Rudnick 's scent.
  5. We hebben een spoor op het vliegveld.
    We 're shagging a lead at the airport.
  6. De sensoren pikken het warp-spoor op.
    Long-range sensors are picking up the warp signature.
  7. Ik heb resultaat van het spoor op Hillarys been.
    I have the result from the trace on Hillary 's leg.
  8. De nabij-analyse leverde geen spoor op van overste Data.
    Close-range sensor analysis has yielded no further trace of Data.
  9. Dat spoor op Steve... Het lijkt alsof het gaat lukken.
    That lead on Steve - it looks like it 's going to pan out.
  10. We zijn als twee treinen op hetzelfde spoor op ramkoers.
    We 're like two trains on the same track headed for a collision course.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden