Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opspelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgespeeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik speel op
jij speelt op
hij speelt op
wij spelen op
jullie spelen op
zij spelen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opspeel
dat jij opspeelt
dat hij opspeelt
dat wij opspelen
dat jullie opspelen
dat zij opspelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgespeeld
jij hebt opgespeeld
hij heeft opgespeeld
wij hebben opgespeeld
jullie hebben opgespeeld
zij hebben opgespeeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik speelde op
jij speelde op
hij speelde op
wij speelden op
jullie speelden op
zij speelden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opspeelde
dat jij opspeelde
dat hij opspeelde
dat wij opspeelden
dat jullie opspeelden
dat zij opspeelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgespeeld
jij had opgespeeld
hij had opgespeeld
wij hadden opgespeeld
jullie hadden opgespeeld
zij hadden opgespeeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opspelen
jij zult opspelen
hij zal opspelen
wij zullen opspelen
jullie zullen opspelen
zij zullen opspelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgespeeld hebben
jij zult opgespeeld hebben
hij zal opgespeeld hebben
wij zullen opgespeeld hebben
jullie zullen opgespeeld hebben
zij zullen opgespeeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opspelen
jij zou opspelen
hij zou opspelen
wij zouden opspelen
jullie zouden opspelen
zij zouden opspelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgespeeld hebben
jij zou opgespeeld hebben
hij zou opgespeeld hebben
wij zouden opgespeeld hebben
jullie zouden opgespeeld hebben
zij zouden opgespeeld hebben

Gebiedende wijs
speel op

Aanvoegende wijs
opspele

Voorbeelden

  1. Speel op eigen risico.
    Play at your own risk.
  2. Speel op je piano.
    Practice your piano.
  3. Ik speel op een Harmony.
    I rock a Harmony.
  4. Blijf in het leger, speel op veilig.
    Stay in the army, play it safe.
  5. Speel op veilig, ga naar de eerste hulp.
    Play it safe, go to the emergency room.
  6. Wat als ik het Star Trek thema speel op mijn neus?
    What if I play the Star Trek theme on my nose?
  7. ga het bos in en speel op dat instrument — de spook piano.
    Go into the forest and play it — the ghost piano.
  8. Mijn hersens moeten weer opspelen.
    My brain must be on the blink.
  9. Waarom zou een baarmoeder opspelen?
    Why on Earth would a womb wander?
  10. Af en toe zal dat opspelen.
    It 's... gonna get to him every now and then.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden