Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opsouperen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgesoupeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik soupeer op
jij soupeert op
hij soupeert op
wij soupeeren op
jullie soupeeren op
zij soupeeren op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opsoupeer
dat jij opsoupeert
dat hij opsoupeert
dat wij opsoupeeren
dat jullie opsoupeeren
dat zij opsoupeeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgesoupeerd
jij hebt opgesoupeerd
hij heeft opgesoupeerd
wij hebben opgesoupeerd
jullie hebben opgesoupeerd
zij hebben opgesoupeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik soupeerde op
jij soupeerde op
hij soupeerde op
wij soupeerden op
jullie soupeerden op
zij soupeerden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opsoupeerde
dat jij opsoupeerde
dat hij opsoupeerde
dat wij opsoupeerden
dat jullie opsoupeerden
dat zij opsoupeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgesoupeerd
jij had opgesoupeerd
hij had opgesoupeerd
wij hadden opgesoupeerd
jullie hadden opgesoupeerd
zij hadden opgesoupeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opsouperen
jij zult opsouperen
hij zal opsouperen
wij zullen opsouperen
jullie zullen opsouperen
zij zullen opsouperen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgesoupeerd hebben
jij zult opgesoupeerd hebben
hij zal opgesoupeerd hebben
wij zullen opgesoupeerd hebben
jullie zullen opgesoupeerd hebben
zij zullen opgesoupeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opsouperen
jij zou opsouperen
hij zou opsouperen
wij zouden opsouperen
jullie zouden opsouperen
zij zouden opsouperen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgesoupeerd hebben
jij zou opgesoupeerd hebben
hij zou opgesoupeerd hebben
wij zouden opgesoupeerd hebben
jullie zouden opgesoupeerd hebben
zij zouden opgesoupeerd hebben

Gebiedende wijs
soupeer op

Aanvoegende wijs
opsoupere

Voorbeelden

  1. Je gaat alle winst opsouperen die we maken met mijn maaltijdplan.
    You 're gonna eat up all the profits we 're making from my meal plan.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden