Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opsnuiven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgesnoven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik snuif op
jij snuift op
hij snuift op
wij snuiven op
jullie snuiven op
zij snuiven op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opsnuif
dat jij opsnuift
dat hij opsnuift
dat wij opsnuiven
dat jullie opsnuiven
dat zij opsnuiven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgesnoven
jij hebt opgesnoven
hij heeft opgesnoven
wij hebben opgesnoven
jullie hebben opgesnoven
zij hebben opgesnoven

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik snoof op
jij snoof op
hij snoof op
wij snoven op
jullie snoven op
zij snoven op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opsnoof
dat jij opsnoof
dat hij opsnoof
dat wij opsnoven
dat jullie opsnoven
dat zij opsnoven

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgesnoven
jij had opgesnoven
hij had opgesnoven
wij hadden opgesnoven
jullie hadden opgesnoven
zij hadden opgesnoven

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opsnuiven
jij zult opsnuiven
hij zal opsnuiven
wij zullen opsnuiven
jullie zullen opsnuiven
zij zullen opsnuiven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgesnoven hebben
jij zult opgesnoven hebben
hij zal opgesnoven hebben
wij zullen opgesnoven hebben
jullie zullen opgesnoven hebben
zij zullen opgesnoven hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opsnuiven
jij zou opsnuiven
hij zou opsnuiven
wij zouden opsnuiven
jullie zouden opsnuiven
zij zouden opsnuiven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgesnoven hebben
jij zou opgesnoven hebben
hij zou opgesnoven hebben
wij zouden opgesnoven hebben
jullie zouden opgesnoven hebben
zij zouden opgesnoven hebben

Gebiedende wijs
snuif op

Aanvoegende wijs
opsnuive

Voorbeelden

  1. Iets moeten opsnuiven.
    Inhaled something.
  2. Gewoon de lucht opsnuiven.
    Just taking the air.
  3. Wat, gaan wij die opsnuiven?
    What, are we gonna snort it?
  4. Wat wil je doen, haar opsnuiven?
    What are you gonna do, snort her?
  5. Hij wil de sfeer binnen het team opsnuiven.
    He likes to take a good look at the atmosphere on the team.
  6. Door de straten slenteren, indrukken opdoen, de geur opsnuiven.
    Wander the streets, take in the sights, the smell.
  7. Ik ga de frisse lucht van New England opsnuiven.
    I 'm looking forward to breathing in some of this fine New England air.
  8. Dus ik ga de sfeer opsnuiven, en onder de mensen wonen.
    So I 'll soak up the atmosphere, live among the people.
  9. Het zal jullie geen goed doen als jullie het hier zouden opsnuiven.
    It ain 't gonna do you no good to snort it here.
  10. Vriend, je bent zo wit, de Latin Kings zullen je in stukjes hakken en opsnuiven.
    Dude, you 're so white, the Latin Kings will chop you up and snort you.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden