NL: opsnuiven U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
opgesnoven
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik snuif op jij snuift op hij snuift op wij snuiven op jullie snuiven op zij snuiven op
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik opsnuif dat jij opsnuift dat hij opsnuift dat wij opsnuiven dat jullie opsnuiven dat zij opsnuiven
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb opgesnoven jij hebt opgesnoven hij heeft opgesnoven wij hebben opgesnoven jullie hebben opgesnoven zij hebben opgesnoven
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik snoof op jij snoof op hij snoof op wij snoven op jullie snoven op zij snoven op
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik opsnoof dat jij opsnoof dat hij opsnoof dat wij opsnoven dat jullie opsnoven dat zij opsnoven
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had opgesnoven jij had opgesnoven hij had opgesnoven wij hadden opgesnoven jullie hadden opgesnoven zij hadden opgesnoven
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal opsnuiven jij zult opsnuiven hij zal opsnuiven wij zullen opsnuiven jullie zullen opsnuiven zij zullen opsnuiven
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal opgesnoven hebben jij zult opgesnoven hebben hij zal opgesnoven hebben wij zullen opgesnoven hebben jullie zullen opgesnoven hebben zij zullen opgesnoven hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou opsnuiven jij zou opsnuiven hij zou opsnuiven wij zouden opsnuiven jullie zouden opsnuiven zij zouden opsnuiven
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou opgesnoven hebben jij zou opgesnoven hebben hij zou opgesnoven hebben wij zouden opgesnoven hebben jullie zouden opgesnoven hebben zij zouden opgesnoven hebben
|
Gebiedende wijs |
snuif op
|
Aanvoegende wijs |
opsnuive |