Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opschrijven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgeschreven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schrijf op
jij schrijft op
hij schrijft op
wij schrijven op
jullie schrijven op
zij schrijven op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opschrijf
dat jij opschrijft
dat hij opschrijft
dat wij opschrijven
dat jullie opschrijven
dat zij opschrijven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgeschreven
jij hebt opgeschreven
hij heeft opgeschreven
wij hebben opgeschreven
jullie hebben opgeschreven
zij hebben opgeschreven

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schreef op
jij schreef op
hij schreef op
wij schreven op
jullie schreven op
zij schreven op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opschreef
dat jij opschreef
dat hij opschreef
dat wij opschreven
dat jullie opschreven
dat zij opschreven

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgeschreven
jij had opgeschreven
hij had opgeschreven
wij hadden opgeschreven
jullie hadden opgeschreven
zij hadden opgeschreven

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opschrijven
jij zult opschrijven
hij zal opschrijven
wij zullen opschrijven
jullie zullen opschrijven
zij zullen opschrijven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgeschreven hebben
jij zult opgeschreven hebben
hij zal opgeschreven hebben
wij zullen opgeschreven hebben
jullie zullen opgeschreven hebben
zij zullen opgeschreven hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opschrijven
jij zou opschrijven
hij zou opschrijven
wij zouden opschrijven
jullie zouden opschrijven
zij zouden opschrijven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgeschreven hebben
jij zou opgeschreven hebben
hij zou opgeschreven hebben
wij zouden opgeschreven hebben
jullie zouden opgeschreven hebben
zij zouden opgeschreven hebben

Gebiedende wijs
schrijf op

Aanvoegende wijs
opschrijve

Voorbeelden

  1. Geweldig, schrijf op!
    What a star. Write that down.
  2. Oké, schrijf op.
    Okay, write that down.
  3. Schrijf op, Arthur.
    Take it down, Arthur.
  4. Snel, schrijf op.
    Quick, get this down.
  5. Vanco, schrijf op.
    Vanco, write this down.
  6. Schrijf op voor' t blaadje.
    You better write that one up for the journal.
  7. Schrijf op... Sheena Easton bellen.
    Make a note- - Call sheena easton.
  8. Schrijf op wat je weet.
    Write what you got.
  9. Schrijf op waar je met hem afsprak.
    Write it down where you met him.
  10. Ah, Ik schrijf op mijn eigen shirt!
    Ah, I 'm writing on my shirt!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden