Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opscharrelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgescharreld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik scharrel op
jij scharrelt op
hij scharrelt op
wij scharrelen op
jullie scharrelen op
zij scharrelen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opscharrel
dat jij opscharrelt
dat hij opscharrelt
dat wij opscharrelen
dat jullie opscharrelen
dat zij opscharrelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgescharreld
jij hebt opgescharreld
hij heeft opgescharreld
wij hebben opgescharreld
jullie hebben opgescharreld
zij hebben opgescharreld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik scharrelde op
jij scharrelde op
hij scharrelde op
wij scharrelden op
jullie scharrelden op
zij scharrelden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opscharrelde
dat jij opscharrelde
dat hij opscharrelde
dat wij opscharrelden
dat jullie opscharrelden
dat zij opscharrelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgescharreld
jij had opgescharreld
hij had opgescharreld
wij hadden opgescharreld
jullie hadden opgescharreld
zij hadden opgescharreld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opscharrelen
jij zult opscharrelen
hij zal opscharrelen
wij zullen opscharrelen
jullie zullen opscharrelen
zij zullen opscharrelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgescharreld hebben
jij zult opgescharreld hebben
hij zal opgescharreld hebben
wij zullen opgescharreld hebben
jullie zullen opgescharreld hebben
zij zullen opgescharreld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opscharrelen
jij zou opscharrelen
hij zou opscharrelen
wij zouden opscharrelen
jullie zouden opscharrelen
zij zouden opscharrelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgescharreld hebben
jij zou opgescharreld hebben
hij zou opgescharreld hebben
wij zouden opgescharreld hebben
jullie zouden opgescharreld hebben
zij zouden opgescharreld hebben

Gebiedende wijs
scharrel op

Aanvoegende wijs
opscharrele

Voorbeelden

  1. Mooie hotelsuite, naar theater, iemand opscharrelen.
    Fancy suite at the station 's expense, see a show, maybe get laid.
  2. Maar die mag je zelf opscharrelen.
    But you will have to dig them out yourself.
  3. Ik ga rondneuzen en zien wat ik kan opscharrelen.
    Let me look around and see who I can scare up.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden