Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: oproken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgerookt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik rook op
jij rookt op
hij rookt op
wij roken op
jullie roken op
zij roken op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik oprook
dat jij oprookt
dat hij oprookt
dat wij oproken
dat jullie oproken
dat zij oproken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgerookt
jij hebt opgerookt
hij heeft opgerookt
wij hebben opgerookt
jullie hebben opgerookt
zij hebben opgerookt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik rookte op
jij rookte op
hij rookte op
wij rookten op
jullie rookten op
zij rookten op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik oprookte
dat jij oprookte
dat hij oprookte
dat wij oprookten
dat jullie oprookten
dat zij oprookten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgerookt
jij had opgerookt
hij had opgerookt
wij hadden opgerookt
jullie hadden opgerookt
zij hadden opgerookt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal oproken
jij zult oproken
hij zal oproken
wij zullen oproken
jullie zullen oproken
zij zullen oproken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgerookt hebben
jij zult opgerookt hebben
hij zal opgerookt hebben
wij zullen opgerookt hebben
jullie zullen opgerookt hebben
zij zullen opgerookt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou oproken
jij zou oproken
hij zou oproken
wij zouden oproken
jullie zouden oproken
zij zouden oproken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgerookt hebben
jij zou opgerookt hebben
hij zou opgerookt hebben
wij zouden opgerookt hebben
jullie zouden opgerookt hebben
zij zouden opgerookt hebben

Gebiedende wijs
rook op

Aanvoegende wijs
oproke

Voorbeelden

  1. Laat me mijn rook op.
    Let me get my smoke on.
  2. Dat geld gaat in rook op.
    That money 's going up in smoke.
  3. Deze koffer gaat in rook op, schatje!
    This case is smoking up, baby!
  4. Er ging wel meer in rook op.
    Blew away a lot of things.
  5. Ons speciale wapen ging in rook op.
    Our special weapon went up in smoke.
  6. De hele operatie gaat in rook op.
    Whole operation up in smoke.
  7. Heel m' n jeugd... gaat in rook op.
    All of my youth... is going up in smoke.
  8. De hele zaak tegen' m ging in rook op.
    The entire case against him turned to ash.
  9. Ik denk dat het zijn vrouwtje rook op mijn banden.
    I think it smelled its wife on my tires.
  10. Er ging daar voor 10 maanden werk in rook op.
    I lost ten months worth of work because of that.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden