NL: oproeien
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
opgeroeid
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik roei op
jij roeit op
hij roeit op
wij roeien op
jullie roeien op
zij roeien op
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik oproei
dat jij oproeit
dat hij oproeit
dat wij oproeien
dat jullie oproeien
dat zij oproeien
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb opgeroeid
jij hebt opgeroeid
hij heeft opgeroeid
wij hebben opgeroeid
jullie hebben opgeroeid
zij hebben opgeroeid
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik roeide op
jij roeide op
hij roeide op
wij roeiden op
jullie roeiden op
zij roeiden op
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik oproeide
dat jij oproeide
dat hij oproeide
dat wij oproeiden
dat jullie oproeiden
dat zij oproeiden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had opgeroeid
jij had opgeroeid
hij had opgeroeid
wij hadden opgeroeid
jullie hadden opgeroeid
zij hadden opgeroeid
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal oproeien
jij zult oproeien
hij zal oproeien
wij zullen oproeien
jullie zullen oproeien
zij zullen oproeien
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal opgeroeid hebben
jij zult opgeroeid hebben
hij zal opgeroeid hebben
wij zullen opgeroeid hebben
jullie zullen opgeroeid hebben
zij zullen opgeroeid hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou oproeien
jij zou oproeien
hij zou oproeien
wij zouden oproeien
jullie zouden oproeien
zij zouden oproeien
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou opgeroeid hebben
jij zou opgeroeid hebben
hij zou opgeroeid hebben
wij zouden opgeroeid hebben
jullie zouden opgeroeid hebben
zij zouden opgeroeid hebben
|
| Gebiedende wijs |
roei op
|
| Aanvoegende wijs |
| oproeie |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden