Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opraken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgeraakt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik raak op
jij raakt op
hij raakt op
wij raken op
jullie raken op
zij raken op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opraak
dat jij opraakt
dat hij opraakt
dat wij opraken
dat jullie opraken
dat zij opraken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgeraakt
jij hebt opgeraakt
hij heeft opgeraakt
wij hebben opgeraakt
jullie hebben opgeraakt
zij hebben opgeraakt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik raakte op
jij raakte op
hij raakte op
wij raakten op
jullie raakten op
zij raakten op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opraakte
dat jij opraakte
dat hij opraakte
dat wij opraakten
dat jullie opraakten
dat zij opraakten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgeraakt
jij had opgeraakt
hij had opgeraakt
wij hadden opgeraakt
jullie hadden opgeraakt
zij hadden opgeraakt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opraken
jij zult opraken
hij zal opraken
wij zullen opraken
jullie zullen opraken
zij zullen opraken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgeraakt hebben
jij zult opgeraakt hebben
hij zal opgeraakt hebben
wij zullen opgeraakt hebben
jullie zullen opgeraakt hebben
zij zullen opgeraakt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opraken
jij zou opraken
hij zou opraken
wij zouden opraken
jullie zouden opraken
zij zouden opraken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgeraakt hebben
jij zou opgeraakt hebben
hij zou opgeraakt hebben
wij zouden opgeraakt hebben
jullie zouden opgeraakt hebben
zij zouden opgeraakt hebben

Gebiedende wijs
raak op

Aanvoegende wijs
oprake

Voorbeelden

  1. En ik raak op met ideeën.
    And I have run out of ideas.
  2. Misschien langer als ik verdwaald raak op de Ginza.
    Maybe longer if I get lost in the Ginza.
  3. Stroom moet opraken.
    Power must be going.
  4. Hun batterijen moeten opraken.
    Their batteries depletion.
  5. Hun water moet opraken.
    They gotta be running low on water.
  6. Je opraken van de tijd.
    You run out of time.
  7. Eens zal je geluk opraken.
    One day your luck will run out.
  8. Je laat de tijd gewoon opraken.
    You just let the clock run out.
  9. Wat Amerikanen doen als hun opties opraken.
    What Americans do when they run out of options.
  10. Wat gebeurt er als de batterijen opraken?
    What happens when the batteries give out?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden