Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: oppoetsen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgepoetst

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik poets op
jij poetst op
hij poetst op
wij poetsen op
jullie poetsen op
zij poetsen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik oppoets
dat jij oppoetst
dat hij oppoetst
dat wij oppoetsen
dat jullie oppoetsen
dat zij oppoetsen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgepoetst
jij hebt opgepoetst
hij heeft opgepoetst
wij hebben opgepoetst
jullie hebben opgepoetst
zij hebben opgepoetst

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik poetste op
jij poetste op
hij poetste op
wij poetsten op
jullie poetsten op
zij poetsten op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik oppoetste
dat jij oppoetste
dat hij oppoetste
dat wij oppoetsten
dat jullie oppoetsten
dat zij oppoetsten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgepoetst
jij had opgepoetst
hij had opgepoetst
wij hadden opgepoetst
jullie hadden opgepoetst
zij hadden opgepoetst

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal oppoetsen
jij zult oppoetsen
hij zal oppoetsen
wij zullen oppoetsen
jullie zullen oppoetsen
zij zullen oppoetsen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgepoetst hebben
jij zult opgepoetst hebben
hij zal opgepoetst hebben
wij zullen opgepoetst hebben
jullie zullen opgepoetst hebben
zij zullen opgepoetst hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou oppoetsen
jij zou oppoetsen
hij zou oppoetsen
wij zouden oppoetsen
jullie zouden oppoetsen
zij zouden oppoetsen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgepoetst hebben
jij zou opgepoetst hebben
hij zou opgepoetst hebben
wij zouden opgepoetst hebben
jullie zouden opgepoetst hebben
zij zouden opgepoetst hebben

Gebiedende wijs
poets op

Aanvoegende wijs
oppoetse

Voorbeelden

  1. Poets poets poets poets op m' n schoenen lk heb gepoetste schoenen Gepoetste schoenen
    Shine Shine Shine on my shoes I got shine on my shoes I got shine on my shoes
  2. Je moet onze harnassen oppoetsen.
    You do need to polish our armour.
  3. ik heb hem laten oppoetsen.
    I 'm having it polished.
  4. Ik laat Philip het harnas oppoetsen.
    I 've set Philip to work polishing his armor.
  5. We moeten z ´ n vertrouwen oppoetsen.
    We 'll have to build up his confidence.
  6. Je kunt op school je kennis oppoetsen
    There 's a shine that you get in the school room
  7. Je gaat de volgende die naar buiten komt oppoetsen.
    I want you buffing the next thing that comes out of here.
  8. Je kunt de trein nemen en je reislust oppoetsen
    There 's a shine that you get in the Pullman car
  9. Ik kan alle hendels en leidingen in de machinekamer oppoetsen.
    I could polish all the handles and rails in Engineering.
  10. Ik ben het aan het oppoetsen. Al het onnodige eruit zeven.
    I was just going through, tidying it up a bit... killing all the unnecessary adjectives.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden