NL: opperen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geopperd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik opper jij oppert hij oppert wij opperen jullie opperen zij opperen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geopperd jij hebt geopperd hij heeft geopperd wij hebben geopperd jullie hebben geopperd zij hebben geopperd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik opperde jij opperde hij opperde wij opperden jullie opperden zij opperden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geopperd jij had geopperd hij had geopperd wij hadden geopperd jullie hadden geopperd zij hadden geopperd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal opperen jij zult opperen hij zal opperen wij zullen opperen jullie zullen opperen zij zullen opperen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geopperd hebben jij zult geopperd hebben hij zal geopperd hebben wij zullen geopperd hebben jullie zullen geopperd hebben zij zullen geopperd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou opperen jij zou opperen hij zou opperen wij zouden opperen jullie zouden opperen zij zouden opperen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geopperd hebben jij zou geopperd hebben hij zou geopperd hebben wij zouden geopperd hebben jullie zouden geopperd hebben zij zouden geopperd hebben
|
Gebiedende wijs |
opper
|
Aanvoegende wijs |
oppere |