Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opnoemen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgenoemd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik noem op
jij noemt op
hij noemt op
wij noemen op
jullie noemen op
zij noemen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opnoem
dat jij opnoemt
dat hij opnoemt
dat wij opnoemen
dat jullie opnoemen
dat zij opnoemen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgenoemd
jij hebt opgenoemd
hij heeft opgenoemd
wij hebben opgenoemd
jullie hebben opgenoemd
zij hebben opgenoemd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik noemde op
jij noemde op
hij noemde op
wij noemden op
jullie noemden op
zij noemden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opnoemde
dat jij opnoemde
dat hij opnoemde
dat wij opnoemden
dat jullie opnoemden
dat zij opnoemden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgenoemd
jij had opgenoemd
hij had opgenoemd
wij hadden opgenoemd
jullie hadden opgenoemd
zij hadden opgenoemd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opnoemen
jij zult opnoemen
hij zal opnoemen
wij zullen opnoemen
jullie zullen opnoemen
zij zullen opnoemen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgenoemd hebben
jij zult opgenoemd hebben
hij zal opgenoemd hebben
wij zullen opgenoemd hebben
jullie zullen opgenoemd hebben
zij zullen opgenoemd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opnoemen
jij zou opnoemen
hij zou opnoemen
wij zouden opnoemen
jullie zouden opnoemen
zij zouden opnoemen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgenoemd hebben
jij zou opgenoemd hebben
hij zou opgenoemd hebben
wij zouden opgenoemd hebben
jullie zouden opgenoemd hebben
zij zouden opgenoemd hebben

Gebiedende wijs
noem op

Aanvoegende wijs
opnoeme

Voorbeelden

  1. Blijf de snelheid opnoemen!
    Keep calling out the speed!
  2. Moet ik alles opnoemen?
    I need to get into specifics?
  3. Laten we wat restaurants opnoemen.
    Let 's throw out some restos.
  4. Ik ga wat nummers opnoemen.
    And I 'm gonna tell you some numbers.
  5. Moet ik alle ingrediënten opnoemen?
    Do you want me to list all the ingredients?
  6. Ga je alle kleuren opnoemen?
    Are you just gonna name all the colors?
  7. Moet ik de gasten opnoemen?
    Would you like me to list the guests?
  8. Ik kan wel duizend dingen opnoemen.
    I could name a thousand things.
  9. Ontelbaar. Ik kan ze wel opnoemen, maar...
    If you want, I can start listing them, but then...
  10. Zal ik je de belastende elementen opnoemen?
    Do you want to know about the evidence?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden