NL: opnaaien U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
opgenaaid
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik naai op jij naait op hij naait op wij naaien op jullie naaien op zij naaien op
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik opnaai dat jij opnaait dat hij opnaait dat wij opnaaien dat jullie opnaaien dat zij opnaaien
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb opgenaaid jij hebt opgenaaid hij heeft opgenaaid wij hebben opgenaaid jullie hebben opgenaaid zij hebben opgenaaid
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik naaide op jij naaide op hij naaide op wij naaiden op jullie naaiden op zij naaiden op
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik opnaaide dat jij opnaaide dat hij opnaaide dat wij opnaaiden dat jullie opnaaiden dat zij opnaaiden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had opgenaaid jij had opgenaaid hij had opgenaaid wij hadden opgenaaid jullie hadden opgenaaid zij hadden opgenaaid
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal opnaaien jij zult opnaaien hij zal opnaaien wij zullen opnaaien jullie zullen opnaaien zij zullen opnaaien
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal opgenaaid hebben jij zult opgenaaid hebben hij zal opgenaaid hebben wij zullen opgenaaid hebben jullie zullen opgenaaid hebben zij zullen opgenaaid hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou opnaaien jij zou opnaaien hij zou opnaaien wij zouden opnaaien jullie zouden opnaaien zij zouden opnaaien
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou opgenaaid hebben jij zou opgenaaid hebben hij zou opgenaaid hebben wij zouden opgenaaid hebben jullie zouden opgenaaid hebben zij zouden opgenaaid hebben
|
Gebiedende wijs |
naai op
|
Aanvoegende wijs |
opnaaie |