Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opmonteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgemonterd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik monter op
jij montert op
hij montert op
wij monteren op
jullie monteren op
zij monteren op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opmonter
dat jij opmontert
dat hij opmontert
dat wij opmonteren
dat jullie opmonteren
dat zij opmonteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgemonterd
jij hebt opgemonterd
hij heeft opgemonterd
wij hebben opgemonterd
jullie hebben opgemonterd
zij hebben opgemonterd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik monterde op
jij monterde op
hij monterde op
wij monterden op
jullie monterden op
zij monterden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opmonterde
dat jij opmonterde
dat hij opmonterde
dat wij opmonterden
dat jullie opmonterden
dat zij opmonterden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgemonterd
jij had opgemonterd
hij had opgemonterd
wij hadden opgemonterd
jullie hadden opgemonterd
zij hadden opgemonterd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opmonteren
jij zult opmonteren
hij zal opmonteren
wij zullen opmonteren
jullie zullen opmonteren
zij zullen opmonteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgemonterd hebben
jij zult opgemonterd hebben
hij zal opgemonterd hebben
wij zullen opgemonterd hebben
jullie zullen opgemonterd hebben
zij zullen opgemonterd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opmonteren
jij zou opmonteren
hij zou opmonteren
wij zouden opmonteren
jullie zouden opmonteren
zij zouden opmonteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgemonterd hebben
jij zou opgemonterd hebben
hij zou opgemonterd hebben
wij zouden opgemonterd hebben
jullie zouden opgemonterd hebben
zij zouden opgemonterd hebben

Gebiedende wijs
monter op

Aanvoegende wijs
opmontere

Voorbeelden

  1. Dat zal je opmonteren.
    That 'll put a smile on your face.
  2. Het zal haar opmonteren.
    It might cheer her up.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden