Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opmaken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgemaakt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik maak op
jij maakt op
hij maakt op
wij maken op
jullie maken op
zij maken op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opmaak
dat jij opmaakt
dat hij opmaakt
dat wij opmaken
dat jullie opmaken
dat zij opmaken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgemaakt
jij hebt opgemaakt
hij heeft opgemaakt
wij hebben opgemaakt
jullie hebben opgemaakt
zij hebben opgemaakt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik maakte op
jij maakte op
hij maakte op
wij maakten op
jullie maakten op
zij maakten op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opmaakte
dat jij opmaakte
dat hij opmaakte
dat wij opmaakten
dat jullie opmaakten
dat zij opmaakten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgemaakt
jij had opgemaakt
hij had opgemaakt
wij hadden opgemaakt
jullie hadden opgemaakt
zij hadden opgemaakt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opmaken
jij zult opmaken
hij zal opmaken
wij zullen opmaken
jullie zullen opmaken
zij zullen opmaken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgemaakt hebben
jij zult opgemaakt hebben
hij zal opgemaakt hebben
wij zullen opgemaakt hebben
jullie zullen opgemaakt hebben
zij zullen opgemaakt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opmaken
jij zou opmaken
hij zou opmaken
wij zouden opmaken
jullie zouden opmaken
zij zouden opmaken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgemaakt hebben
jij zou opgemaakt hebben
hij zou opgemaakt hebben
wij zouden opgemaakt hebben
jullie zouden opgemaakt hebben
zij zouden opgemaakt hebben

Gebiedende wijs
maak op

Aanvoegende wijs
opmake

Voorbeelden

  1. Maak op het bureau zo snel mogelijk een vertaling.
    Get down the station and type up a translation as quick as you can.
  2. Mam, ik maak op dit moment een hele boel door.
    Mom. I 'm dealing with everything right now.
  3. Ik onderzoek of ik kans maak op' n andere baan.
    I 'm exploring the possibility of another job.
  4. Mijn rapport opmaken.
    Write up my report.
  5. De bedden opmaken
    To make the beds
  6. Niet alles opmaken.
    Don 't use it all.
  7. Maar ik weet niet hoe ik nieuwe vrienden maak op het internet.
    But i just don 't know how to make totally new friends on the internet.
  8. Ik denk dat ik wel een kans maak op een baan daar.
    i think i might actually have a shot at working there.
  9. Moest me nog opmaken.
    Just fixing my face.
  10. Poetsen en bedden opmaken.
    Cleaning and making beds.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden