NL: opkweken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
opgekweekt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kweek op jij kweekt op hij kweekt op wij kweken op jullie kweken op zij kweken op
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik opkweek dat jij opkweekt dat hij opkweekt dat wij opkweken dat jullie opkweken dat zij opkweken
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb opgekweekt jij hebt opgekweekt hij heeft opgekweekt wij hebben opgekweekt jullie hebben opgekweekt zij hebben opgekweekt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kweekte op jij kweekte op hij kweekte op wij kweekten op jullie kweekten op zij kweekten op
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik opkweekte dat jij opkweekte dat hij opkweekte dat wij opkweekten dat jullie opkweekten dat zij opkweekten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had opgekweekt jij had opgekweekt hij had opgekweekt wij hadden opgekweekt jullie hadden opgekweekt zij hadden opgekweekt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal opkweken jij zult opkweken hij zal opkweken wij zullen opkweken jullie zullen opkweken zij zullen opkweken
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal opgekweekt hebben jij zult opgekweekt hebben hij zal opgekweekt hebben wij zullen opgekweekt hebben jullie zullen opgekweekt hebben zij zullen opgekweekt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou opkweken jij zou opkweken hij zou opkweken wij zouden opkweken jullie zouden opkweken zij zouden opkweken
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou opgekweekt hebben jij zou opgekweekt hebben hij zou opgekweekt hebben wij zouden opgekweekt hebben jullie zouden opgekweekt hebben zij zouden opgekweekt hebben
|
Gebiedende wijs |
kweek op
|
Aanvoegende wijs |
opkweke |