Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opkuisen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgekuist

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik kuis op
jij kuist op
hij kuist op
wij kuisen op
jullie kuisen op
zij kuisen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opkuis
dat jij opkuist
dat hij opkuist
dat wij opkuisen
dat jullie opkuisen
dat zij opkuisen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgekuist
jij hebt opgekuist
hij heeft opgekuist
wij hebben opgekuist
jullie hebben opgekuist
zij hebben opgekuist

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik kuiste op
jij kuiste op
hij kuiste op
wij kuisten op
jullie kuisten op
zij kuisten op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opkuiste
dat jij opkuiste
dat hij opkuiste
dat wij opkuisten
dat jullie opkuisten
dat zij opkuisten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgekuist
jij had opgekuist
hij had opgekuist
wij hadden opgekuist
jullie hadden opgekuist
zij hadden opgekuist

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opkuisen
jij zult opkuisen
hij zal opkuisen
wij zullen opkuisen
jullie zullen opkuisen
zij zullen opkuisen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgekuist hebben
jij zult opgekuist hebben
hij zal opgekuist hebben
wij zullen opgekuist hebben
jullie zullen opgekuist hebben
zij zullen opgekuist hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opkuisen
jij zou opkuisen
hij zou opkuisen
wij zouden opkuisen
jullie zouden opkuisen
zij zouden opkuisen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgekuist hebben
jij zou opgekuist hebben
hij zou opgekuist hebben
wij zouden opgekuist hebben
jullie zouden opgekuist hebben
zij zouden opgekuist hebben

Gebiedende wijs
kuis op

Aanvoegende wijs
opkuise

Voorbeelden

  1. Ik ga beginnen opkuisen.
    I 'm gonna start cleaning.
  2. Hij gaat Washington opkuisen.
    He 's gonna clean up Washington.
  3. Wil je dat opkuisen?
    You wanna clean it up?
  4. We moeten dat opkuisen.
    We gotta clean that.
  5. Laten we deze puinhoop opkuisen.
    Let 's get this mess cleared up.
  6. Opkuisen alvorens de schoonmaakster komt.
    Cleaning up before the housekeeper comes.
  7. Hij gaat dagenlang moet opkuisen.
    He 's gonna be cleaning this up for days.
  8. Ik zal je helpen opkuisen.
    I 'd help you clean it up.
  9. We laten het opkuisen... en schilderen.
    We 'll have it swept... and painted.
  10. Zij weet wie dit moet opkuisen.
    She knows who has to clear this up.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden