Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opkroppen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgekropt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik krop op
jij kropt op
hij kropt op
wij kroppen op
jullie kroppen op
zij kroppen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opkrop
dat jij opkropt
dat hij opkropt
dat wij opkroppen
dat jullie opkroppen
dat zij opkroppen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgekropt
jij hebt opgekropt
hij heeft opgekropt
wij hebben opgekropt
jullie hebben opgekropt
zij hebben opgekropt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik kropte op
jij kropte op
hij kropte op
wij kropten op
jullie kropten op
zij kropten op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opkropte
dat jij opkropte
dat hij opkropte
dat wij opkropten
dat jullie opkropten
dat zij opkropten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgekropt
jij had opgekropt
hij had opgekropt
wij hadden opgekropt
jullie hadden opgekropt
zij hadden opgekropt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opkroppen
jij zult opkroppen
hij zal opkroppen
wij zullen opkroppen
jullie zullen opkroppen
zij zullen opkroppen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgekropt hebben
jij zult opgekropt hebben
hij zal opgekropt hebben
wij zullen opgekropt hebben
jullie zullen opgekropt hebben
zij zullen opgekropt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opkroppen
jij zou opkroppen
hij zou opkroppen
wij zouden opkroppen
jullie zouden opkroppen
zij zouden opkroppen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgekropt hebben
jij zou opgekropt hebben
hij zou opgekropt hebben
wij zouden opgekropt hebben
jullie zouden opgekropt hebben
zij zouden opgekropt hebben

Gebiedende wijs
krop op

Aanvoegende wijs
opkroppe

Voorbeelden

  1. Tonen, niet opkroppen.
    Express, not repress.
  2. Je moet alles maar... opkroppen.
    You just have to keep it all... bottled up inside.
  3. Ik bedoel... alles moeten opkroppen.
    Being... keeping it all to yourself.
  4. Zoiets slechts moet je niet opkroppen.
    Anything as bad as that shouldn 't be bottled up.
  5. Dat is niet goed, alles opkroppen.
    That 's not good, holding everything inside like that.
  6. Ik kan het niet allemaal opkroppen.
    It can 't get all pent up inside.
  7. Je kunt dit gewoon niet blijven opkroppen.
    You just can 't keep bottling this up inside.
  8. Alles opkroppen heeft niet gewerkt voor je.
    Bottling it up inside hasn 't worked for you.
  9. Jij en Bud weten wat opkroppen is.
    You and Bud are good at stowing things.
  10. Je kan zulke dingen niet opkroppen, man.
    Dude, can not stay with this thing stuck inside of you.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden